Showing posts with label profetie. Show all posts
Showing posts with label profetie. Show all posts

Wednesday 27 March 2019

Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #2 Christenheid tegenover christendom

Vervolg van Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #1 Geestelijke ondersteuning

Op de zoektocht naar het ware geloof komen meerdere mensen in contact met de Getuigen van Jehovah. Die stroming in de christenheid schrikt hen meestal af en maakt hen ook niet bewust om eens verder te gaan zoeken naar gelijkdenkenden maar minder autoritaire of  gedirigeerde groepen.

Vele mensen kennen zelfs het verschil niet tussen christenheid en christendom.

In het christendom kan men een oceaan van kerkgemeenschappen vinden. Het christendom wordt door haar honderden religieuze sekten vertegenwoordigd. Ze blijkt meer dan negenhonderd miljoen kerklidmaten te tellen.

De namen christendom en/of christenheid worden in geen enkele profetie van de bijbel aangetroffen. Maar men kan wel zeggen dat ze destijds in Bijbelse tijden werd afgebeeld. Het ontrouwe Jeruzalem van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening is haar type of profetische voorafschaduwing. Tot aan de vernietiging van Jeruzalem in 70 G.T. werd deze stad door de joden als heilig beschouwd, en ze was typologisch, een waarschuwend voorbeeld (1 Kor. 10:6, 11). De christenheid en christendom mogen samen het antitype of tegenbeeld zijn van datgene wat zo lang geleden werd afgeschaduwd. Hoewel ze dus niet rechtstreeks in de Bijbelse profetieën worden genoemd, worden ze zinnebeeldig voorgesteld of profetisch afgebeeld. De verwoesting van het ongelovige joodse Jeruzalem in het jaar 70 G.T. is een type of profetische afbeelding van de verwoesting van de hedendaagse christendom, die eveneens ongelovig is met betrekking tot de bijbel en de Auteur ervan, Jehovah God.

De profeet Jezus had verwittigt om tijdig de stad te ontvluchten voor er vernietiging zou optreden. er waren er die in zulk een vernietiging niet wilden geloven of dachten dat het zo een vaart niet zou lopen. Maar het draaide voor hen anders uit. Men moet weten dat datgene wat God bepaald ook zal gebeuren. Hij is Diegene die alles weet en dan al of niet kan voorzeggen om ons te waarschuwen. Zo heeft de goddelijke Schepper meerdere waarschuwingen gegeven omtrent later te gebeuren dingen. Wij kunnen deze onderzoeken en al of niet aan nemen.

Ieder heeft de vrije keuze om al of niet te geloven in deze voorzeggingen of voorspellingen.

De Nazareense Joodse leermeester Jezus Christus heeft zijn profetie over de verwoesting van het joodse Jeruzalem, dat van zo’n ongeloof jegens hem als de Messías of Christus blijk gaf, in het voorjaar van het jaar 33 G.T. uitgesproken. Hij uitte die opmerkelijke profetie in verband met het voorzeggen van het „teken . . . van het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 24:3).
Door de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 G.T. kwam er een einde aan een joods samenstel van dingen dat nooit meer is hersteld. De tempel die voor de aanbidding van Jehovah als God was gebouwd, is nooit meer herbouwd en zal ook nooit meer herbouwd worden.

Men moet vandaag de dag stellen dat het priesterschap in het geslacht van Aäron, de broer van Mozes, welke de religieuze diensten in die tempel behartigde, niet meer bestaat. Men kan meerdere Joden vinden die priesterlijke taken vervullen als leermeester of rabbijn, maar eigenlijk kan geen enkele jood aantonen dat hij als een werkelijk lid van dat priesterlijke geslacht bevoegd is priesterdiensten te verrichten.

Het nationale verbond met God, dat was gesloten op grond van gehoorzaamheid aan Gods wet zoals deze door bemiddeling van de profeet Mozes was gegeven, bestaat niet meer en is niet langer van kracht. Het joodse samenstel van dingen met die kenmerken is met de verwoesting van het Jeruzalem in de oudheid in 70 G.T. waarlijk volledig tot zijn besluit gekomen.

In de eerste eeuw waren de volgelingen van de Joodse leermeester Jezus, wiens naam eigenlijk Jeshua is, voornamelijk Joden. Maar geleidelijk aan wilden ook niet Joden die leer volgen en zich aansluiten bij de groepering "De Weg".

+

Vervolg: Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #3 Groeiende beweging uit Joodse sekte De Weg

+

In deze reeks

  1. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #1 Geestelijke ondersteuning
  2. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #2 Christenheid tegenover christendom 
  3. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #3 Groeiende beweging uit Joodse sekte De Weg 
  4. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #4 Openbare prediking en Wederdopers 
  5. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #5 Volgers van een godheid Jezus of navolgers van de ware Jezus
  6. Wanneer u een ware volger van Jezus wil zijn #6 Volgers van de ware Jezus zijn volgers van Jeshua of Jeshuaisten

Wednesday 14 February 2018

De Bijbel als instructieboek #3 De Taal van de Bijbel

Wij achten het profetische woord

daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats. (2 Pet. 1:19 )

Een bekend begrip in de Bijbel is ‘profetie’. De woorden profeet, profeteren, profetie komen bijna 450 maal voor in het OT en zo’n 200 maal in het NT, en toch hebben maar weinig mensen er een goed begrip van.
Profetie wordt geassocieerd met toekomstvoorspelling, terwijl het daar feitelijk maar heel weinig mee te maken heeft. En bij profeet denkt men aan Daniël, of misschien Elia, maar niet aan Mozes, of de Here Jezus.

Wat is profetie?


Om te begrijpen wat de Bijbel bedoelt met profetie en profeet, moeten we bedenken dat de Joods-Christelijke religie is gebaseerd op openbaring. Dat is een fundamenteel contrast met religies die zijn gebaseerd op, al dan niet mythologische, overlevering of op, al dan niet verborgen, inzichten van ingewijden. God vertelt zijn dienaren precies wat ze moeten weten, en dat is voor hen ook meteen de enige ter zake doende waarheid. Al de rest is speculatief.
Die leer en die waarheden zijn vanaf het eerste begin door God mondeling aan de mens overgedragen, en pas na verloop van tijd op schrift gesteld door mensen die God daarvoor heeft aangewezen. In het verhaal over het eerste mensenpaar in de hof zijn aanwijzingen te vinden voor contacten tussen God (naar we aannemen: in feite door middel van engelen) en de mensen, die lijken te wijzen op mondelinge instructie. En de traditie wil dat Mozes degene is geweest die dat alles op
schrift heeft gesteld. Details ontbreken ons, maar het proces moet er toch wel ongeveer zo hebben uitgezien. Maar Gods bemoeienis met de mens stopte daar niet, en op alle belangrijke keerpunten in de geschiedenis vinden we profetische activiteit, d.w.z. mondelinge begeleiding van de gelovigen door directe openbaring, afkomstig van God en overgebracht via door Hem aangewezen boodschappers, die we achtereenvolgens vinden aangeduid als ‘man Gods’, ‘ziener’ of ‘profeet’. Een profeet is dus iemand die mondeling aanvullende openbaring verschaft, bedoeld als leiding voor Gods volk. En veel daarvan is vervolgens voor latere generaties op schrift gesteld, en wij bezitten dat nu als ‘de Schrift’ of de Bijbel. Met andere woorden: alle Bijbeltekst is profetie!

Het profetische woord

Profeten in het OT

 

We zien dit op wat onverwachte wijze geïllustreerd, wanneer God Mozes opdraagt namens Hem naar Farao te gaan, waarbij zijn broer Aäron dan zijn woordvoerder zal zijn (omdat Mozes had geklaagd dat hijzelf zo’n slecht spreker was): “Maar de HEER zei: ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als God [dus als vertegenwoordiger van God zelf] voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet [je woordvoerder] zijn” (Ex. 7:1). Feitelijk is Abraham de eerste die een profeet wordt genoemd, wanneer hij Gods regels duidelijk moet maken aan Abimelek (Gen. 20:7). Maar de eerste die in het OT volledig zo’n woordvoerder-functie heeft is toch Mozes:
 Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de HEER is, maak ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes ... ga ik anders om: met hem spreek ik rechtstreeks, duidelijk, niet in raadsels (Num. 12:6-8)
 Maar Mozes had niet het eeuwige leven, en in zijn afscheidsrede kondigt hij aan dat God ooit een opvolger zou geven, iemand met wie Hij net zo zou omgaan:
Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren ... Ik [God] zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied (Deut. 18:15, 18, NBG’51).

Dat slaat uiteraard op de Here Jezus, op wie Petrus deze woorden toepast in zijn toespraak in de tempel:
Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u zal zeggen. Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden” (Hand. 3:22-23).
Maar tussen Mozes en Jezus lagen ruim 14 eeuwen. En in die tussentijd gaf God andere woordvoerders. Ook zij moesten zijn woorden overbrengen aan het volk. En Mozes geeft het volk een ‘toets’ die zij kunnen toepassen om te kunnen weten of zij inderdaad te maken hebben met
iemand die door God is gezonden:
Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de HEER komt? Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest (Deut. 18:21-22).

de Taal van de Bijbel

 

In de praktijk betekent dit dat een profeet een ‘korte-termijn’ teken aankondigt; als dat komt, is dat het bewijs dat hij inderdaad door God is gezonden. We zien dat aan de profeet die Gods oordeel uitspreekt over het altaar dat Jerobeam heeft opgericht in Betel. En we lezen dan:
Hierop kondigde hij een wonder aan: ‘Dit is het teken dat het de HEER is die gesproken heeft: het altaar zal splijten en de as die erop ligt zal op de grond vallen’ (1 Kon. 13:3).
Als dat vervolgens gebeurt, is dat zijn legitimatie als profeet van God.
De taak van deze profeten was gewoonlijk om het volk op te roepen zich te bekeren en terug te keren tot Gods wetten, of om het te waarschuwen voor Gods oordelen voor het geval zij dat niet zouden doen, of in het uiterste geval om Gods oordeel aan te kondigen wanneer de situatie onherstelbaar was geworden. En alleen in dat laatste geval hebben
we te maken met de aankondiging van iets dat in de toekomst zal gaan gebeuren. De meeste van deze profeten worden ons met name genoemd, en van sommige (Jesaja, Jeremia, etc.) bezitten we zelfs de geschriften. Maar we vinden in de boeken der Koningen ook melding van groepen profeten, waarmee een soort kloostergemeenschappen
lijken te worden aangeduid. Verdere details ontbreken echter.

Profeten in het NT


In het NT ontmoeten we profetie als één van de ‘gaven van de Geest’.
De achtergrond daarvan zou ons intussen duidelijk moeten zijn. Het optreden van de beloofde Messias (de profeet zoals Mozes) had een geheel nieuwe situatie geschapen. Bovendien zou er op korte termijn een definitief einde komen aan het Oude Verbond. Er zouden zich onvermijdelijk allerlei situaties voordoen waar de bestaande schriftelijke
vastlegging van eerdere openbaring (ons Oude Testament) niet in voorzag. Daar was dus directe leiding van God voor nodig. Veel van deze leiding kwam van de apostelen via hun brieven, waar wij er een aantal van bezitten. Maar er was ook meer rechtstreekse leiding via gemeenteleden die deze ‘gave van profetie’ hadden. Zij konden rechtstreeks Gods leiding doorgeven aan de gemeente. Ook nu was er natuurlijk de vraag of deze uitspraken ‘echt’ waren, of dat degene die zich uitgaf voor zo’n profeet in feite slechts op eigen gezag handelde. En daarom zien we naast die gave van profetie ook de gave van ‘onderscheiding’, d.w.z. de gave om te kunnen beoordelen of een bepaalde uitspraak
inderdaad rechtstreeks van God kwam of niet.
... weer anderen (ontvangen) de kracht om ... te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om ...
(1 Kor. 12:10)

Het profetische woord

 


Dit punt van echtheid was kennelijk toch een moeilijke kwestie, en we krijgen de indruk dat de gemeente te Tessalonica besloten had om maar liever alles te negeren dan risico’s te nemen met ‘valse’ profetie.
Want Paulus moet ze vermanen door te gaan met alle profetie te toetsen, omdat dat per saldo toch door de Geest gegeven leiding is:
Doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die hij u ingeeft.
Onderzoek alles, behoud het goede (1 Tess. 5:19-21).
Maar de apostelen bedoelen in hun brieven met profetie meestal niet deze ‘dagelijkse leiding’ door de Geest, maar de boodschap van Verlossing uit het OT, dus het evangelie. Wanneer Petrus schrijft over de zekerheid van zijn geloof en van de boodschap die hij predikt, zegt hij:
Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels – integendeel ... (de stem van God) hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met (Jezus) op de heilige berg waren (2 Pet. 1:16-18).
En de conclusie die hij daar uit trekt is dan:
En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven (vs. 19, NBG’51).
Dat profetische woord is de boodschap van het evangelie, de boodschap van Verlossing. Dat gaat dus om de totale leer van de Bijbel, niet om een voorspelling van hoe de eindtijd er uit zal zien!

Valse profeten

 

Tot slot nog iets over valse profeten (Grieks: pseudoprofeten). Op de Olijfberg (Matt. 24) waarschuwt Jezus daar dringend voor, en alle apostelen nemen die waarschuwing over in hun brieven. Nogmaals Petrus:
Toch zijn er destijds onder het volk [van het Oude Verbond] ook valse profeten opgetreden, en zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen (2 Pet. 2:1).
Merk op hoe hij die valse profeten gelijkstelt met dwaalleraren. Het gaat om valse
leer, verkondigd door mensen die wel beweren namens God te spreken, maar toch niet Gods woord prediken. En Johannes vertelt ons dat we ook op die mensen de ‘toets’ moeten toepassen die we hebben:
Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen (1 Joh. 4:1).
Niemand van ons heeft nu nog de ‘gave van onderscheiding’, maar die hebben we ook niet meer nodig.
Wij hebben het geschreven woord, en kunnen elke leer daaraan toetsen. En we moeten daarom nooit verzuimen dat ook te doen.


-  R.C.R

Sunday 2 December 2012

Opgetekend in je hoofd wat is neergetekend


“4  Hoor, Israel: de HERE is onze God; de HERE is een! 5 Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. 6 Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, {} 7 gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. 8 Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn,” (Deuteronomium 6:4-8 NBG51)

 “1  Nu dan, o Israel, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal. 2 Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.” (Deuteronomium 4:1-2 NBG51)



“Echter niet om zijnentwil alleen werd geschreven: het werd hem toegerekend,” (Romeinen 4:23 NBG51)

 “20 Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; 21 want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.” (2 Petrus 1:20-21 NBG51)

 “Vervolgens zult gij op die stenen al de woorden dezer wet klaar en duidelijk schrijven.” (Deuteronomium 27:8 NBG51)

 “Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden.” (Romeinen 15:4 NBG51)

 “Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal.” (Openbaring 1:19 NBG51)

 “De Geest des HEREN spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong;” (2 Samuël 23:2 NBG51)

 “maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Christus moest lijden.” (Handelingen 3:18 NBG51)

 “Door een profeet heeft de HERE Israel uit Egypte gevoerd, en door een profeet werd het gehoed.” (Hosea 12:13 NBG51)

 “24 Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft. 25  Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26 maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. 27 Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. 28  Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb; Ik ga heen en kom tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u verblijd hebben, omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik. {} {} 29 En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. 30 Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, 31 maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan.” (Johannes 14:24-31 NBG51)

 “en zonder het eens geworden te zijn, gingen zij uiteen, nadat Paulus dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken, {} {}” (Handelingen 28:25 NBG51)

 “Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher.” (Handelingen 3:21 NBG51)

 “zegt de Here HERE aldus: Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden;” (Jesaja 7:7 NBG51)

 “Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren de HERE, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden, {}” (Deuteronomium 17:19 NBG51)

 “Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige.” (Psalmen 119:11 NBG51)

 “Voor eeuwig, o HERE, houdt uw woord stand in de hemelen.” (Psalmen 119:89 NBG51)

 “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” (Psalmen 119:105 NBG51)

 “119 Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim, daarom heb ik uw getuigenissen lief. 120 Mijn vlees beeft van schrik voor U, ik vrees voor uw oordelen. 121  Ik heb recht en gerechtigheid gedaan, geef mij niet over aan mijn verdrukkers. 122 Wees borg voor uw knecht ten goede, laten overmoedigen mij niet verdrukken. 123  Mijn ogen smachten naar uw heil, en naar het woord uwer gerechtigheid. 124  Doe met uw knecht naar uw goedertierenheid, en leer mij uw inzettingen. 125 Ik ben uw knecht, geef mij verstand, opdat ik uw getuigenissen kenne. 126  Het is tijd voor de HERE om te handelen, zij hebben uw wet verbroken. 127  Daarom heb ik uw geboden lief, meer dan goud, ja dan fijn goud; 128 daarom houd ik al uw bevelen in alles voor recht, ik haat elk leugenpad. 129  Wonderbaar zijn uw getuigenissen, daarom bewaart ze mijn ziel. 130  Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht.” (Psalmen 119:119-130 NBG51)

 “alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend.” (Jesaja 55:11 NBG51)

 “16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 NBG51)

 “6 De woorden des HEREN zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde zevenvoudig gelouterd. 7 Gij, HERE, zult ze gestand doen, ons altoos beschermen tegen dit geslacht;” (Psalmen 12:6-7 NBG51)

 “5 Alle woord Gods is gelouterd; hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild. 6 Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt.” (Spreuken 30:5-6 NBG51)

 “18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. 19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.” (Mattheüs 5:18-19 NBG51)

 “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.” (Markus 13:31 NBG51)

 “Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet een tittel zou vallen.” (Lukas 16:17 NBG51)

 “Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden.” (Romeinen 15:4 NBG51)

 “maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid. Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is.” (1 Petrus 1:25 NBG51)

 “18 Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; 19 en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.” (Openbaring 22:18-19 NBG51)

 “Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken.” (Johannes 14:10 NBG51)

 “en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God.” (Efeziërs 6:17 NBG51)

*


Wednesday 7 October 2009

The days are coming

"When I have brought them back from the nations and have gathered them from the countries of their enemies, I will show myself holy through them in the sight of many nations. Then they will know that I am the LORD their God, for though I sent them into exile among the nations, I will gather them to their own land, not leaving any behind. I will no longer hide my face from them, for I will pour out my Spirit on the house of Israel, declares the Sovereign LORD."
Ezekiel 39:27-29

Mosaic of the 12 Tribes of Israel. From Givat ...
Mosaic of the 12 Tribes of Israel. From Givat Mordechai synagogue wall in Jerusalem. Top row, right to left: Reuben, Judah, Dan, Asher Middle: Simeon, Issachar, Naphtali, Joseph Bottom: Levi, Zebulun, Gad, Benjamin (Photo credit: Wikipedia)

"The days are coming," declares the LORD, when the reaper will be overtaken by the plowman and the planter by the one treading grapes. New wine will drip from the mountains and flow from all the hills. I will bring back my exiled people Israel; they will rebuild the ruined cities and live in them. They will plant vineyards and drink their wine; they will make gardens and eat their fruit. I will plant Israel in their own land, never again to be uprooted from the land I have given them, says the LORD your God."
Amos 9:13-15

"This is what the LORD, the God of Israel, says: Write in a book all the words I have spoken to you. The days are coming, declares the LORD, when I will bring my people Israel and Judah back from captivity and restore them to the land I gave their forefathers to possess, says the LORD."
Jeremiah 30:2-3

"Hear the word of the LORD, O nations; proclaim it in distant coastlands: He who scattered Israel will gather them and will watch over his flock like a shepherd."
Jeremiah 31:10

"I will bring Judah and Israel back from captivity and will rebuild them as they were before."
Jeremiah 33:7

"I will take the Israelites out of the nations where they have gone. I will gather them from all around and bring them back into their own land. I will make them one nation in the land, on the mountains of Israel. There will be one king over all of them and they will never again be two nations or be divided into two kingdoms."
Ezekiel 37:21-22

"Then they will know that I am the LORD their God, for though I sent them into exile among the nations, I will gather them to their own land, not leaving any behind."
Ezekiel 39:28

"I do not want you to be ignorant of this mystery, brothers, so that you may not be conceited: Israel has experienced a hardening in part until the full number of the Gentiles has come in."
Romans 11:25

"I tell you the truth, until heaven and earth disappear, not the smallest letter, not the least stroke of a pen, will by any means disappear from the Law until everything is accomplished."
Matthew 5:18

"... I can tell you that for the first time in the history of the Jewish people since the Second Temple period, in the next decade and a half the majority of the Jewish people will live in the Jewish land. If this is not the materialisation of prophecy, then nothing is."
- Prime Minister Benjamin Netanyahu
-------
Feast of the Tabernacles Conference
English: Secretary of State Madeleine Albright...
English: Secretary of State Madeleine Albright (C), Israeli Prime Minister Benjamin Netanyahu (L) and Palestinian leader Yasser Arafat (R) in Houghton House at the Wye River Conference Center, during the Wye River Memorandum talks עברית: מזכירת המדינה מדלן אולברייט (מרכז), ראש ממשלת ישראל בנימין נתניהו (שמאל) ויו"ר הראשות הפלסטינית יאסר ערפאת בשיחות לקראת הסכם ואי. (Photo credit: Wikipedia)

(International Christian Embassy)
October 5, 1998
+++
2013 udate

Enhanced by Zemanta

Thursday 12 February 2009

De Wederkomst en de eindtijd #6 De Dagen van Noach en Lot

De Wederkomst en de eindtijd


Voorgaand > De Wederkomst en de Eindtijd #5 De Verlosser uit de hemel

 

DE DAGEN VAN NOACH EN LOT

 

DE Farizeeën vroegen Jezus eens wanneer Gods Koninkrijk zou komen. Hij zei in zijn antwoord dat zijn intrede geen nauwkeurige observatie nodig had: "De komst van het Konin­krijk Gods gaat niet met waarnemingen gepaard; en men zal niet zeggen: Zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u" (Lucas 17:20,21). Wanneer het Koninkrijk eenmaal gekomen was, zou zijn verschijning zo ontzaglijk zijn dat iedereen het zou weten, want evenals een bliksemflits zou het overal te merken zijn.

Naar aanleiding van deze vraag gaf Jezus zijn discipelen ook te kennen dat de komst van het Koninkrijk niet aan­stonds te verwachten was: "eerst moet Hij [de Zoon des mensen] veel lijden en verworpen worden door dit geslacht" (Lucas 17:25). Als de dag van zijn komst eindelijk zou aanbreken zou zijn ver­schijning plotseling geschieden en een grote verrassing zijn voor de samenle­vmg.

Jezus illustreert deze verbazing in de wereld van de eindtijd door de discipe­len de tijd van Noach in herinnering te brengen. "En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde" (Lucas 17:26,27). Iedereen in Noachs omgeving wist van het gevaarte dat hij en zijn zonen bezig waren te bouwen, maar zo­lang het leven zijn ge­wone loop ging wie zou zo dom zijn om in zijn verhaal van een grote watervloed te geloven?

Zo was het ook in Jezus' tweede illustratie. "Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot, zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en ver­delgde hen allen" (v.28,29).

Met deze illustraties schetst Jezus een situatie waarin mensen zo in beslag genomen zijn met hun dagelijkse bezig­heden dat zij geen rekening houden met de mogelijkheid dat hun samenle­ving zeer plotseling tot een einde komt. Het is de mentaliteit waarover Petrus schreef: "alles blijft zó, als het van het begin der schepping af geweest is" (2 Petrus 3:4). In de herinnering aan wat Jezus eens over de zondvloed had ge­zegd, ziet ook Petrus in die catastrofe een waarschuwing voor anderen. "Want willens en wetens ongaat hun ... dat de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water."

'Wij amuseren onszelf kapot'

Zo heet het boek dat geschreven is door de hedendaagse socioloog Neil Postman. Door de eeuwen heen zijn verreweg de meeste mensen voortdurend in beslag genomen door de noodzaak in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Vaak zijn lange werkuren nodig geweest als harde economische noodzaak, om voldoende levensmiddelen ter beschikking te hebben. In deze tijd is die toestand sterk veranderd. De technologie stelt ons in staat de produktie sterk te verhogen met veel minder mensen. Het gevolg is veel werkloos­heid en ook ruime tijd voor genot. Uit onderzoek is gebleken dat men iedere dag uren besteedt aan het kijken naar televisie, om nu niet te spreken van radio, video, computerspelletjes, het lezen van kranten en tijdschriften, en lange vakanties. Mensen willen vooral zoveel mogelijk geamuseerd worden. De levenbeheersende genotzucht is gericht op wat Johannes beschreef als "de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven" (1 Johannes 2: 17). Met betrekking tot deze dingen zei hij verder: "En de wereld gaat voorbij en haar begeren."

Gods gericht over de aarde

Het boek Jesaja bevat een reeks profe­tieën over de toekomst van de volken rondom Israël, die afgesloten wordt met de openbaring van Gods oordeel over de wereld in de eindtijd (Jesaja 24-27). In deze blik op de verre toekomst komen er enkele zinspelingen op de zondvloed in de tijd van Noach voor. Er is zelfs een citaat uit het boek Genesis hierover: "de sluizen in den hoge wor­den geopend en de grondvesten der aarde beven" (Jesaja 24:18; Genenis 6:11; 8:2).

In deze profetie raadt de Here zijn volk aan bescherming te zoeken in hun binnenkamers achter gesloten deuren, gedurende de tijd wanneer zijn toom op de aarde uitgestort wordt. "Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is" (Jesaja 26:20). Dat had Noach en zijn gezin gedaan, toen God de deur van de ark sloot voordat de zondvloed kwam. De profeet geeft als reden hiervoor:

"Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken." Op deze wijze is ook Micha zijn verkondiging van Gods oordeel begonnen:

"Want zie, de HERE gaat uit van zijn woning, en Hij daalt neder en treedt op de hoogten der aarde" (Micha 1: 3) - een profetie die zijn allergrootste vervulling zal hebben "bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet ken­nen en het evangelie niet gehoorzamen" (2 Thessalonicenzen 1:7,8).

In de profetie van Jesaja blijkt het gericht over de aarde een 'natuurramp' te zijn. Tot tweemaal toe voorzegt de profeet dat de aarde ontledigd en ver­woest zal worden. Alle klassen in de maatschappij, ongeacht verschil in status, functie, arbeid en kunne, worden op gelijke wijze getroffen: "Dan vergaat het de priester als het volk, de heer als de knecht, de meesteres als haar dienstmaagd, de verkoper als de koper, wie te leen ontvangt als wie te leen geeft, de schuldenaar als de schuldeiser" (Jesaja 24:2). Ook in dit opzicht is de ramp in de eindtijd te vergelijken met de zware regen en de aardbevingen van de zondvloed en de zwavel en het vuur die op Sodom en haar zustersteden vielen.

Ook de ramp in de eindtijd blijkt een combinatie te zijn van twee krachten: vuur en aardbeving. Zeer realistisch is de beschrijving van Jesaja: "De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet meer op" (Jesaja 24:19,20).

Aardbevingen komen meermalen voor in profetieën van de eindtijd (bijv. Joël 3:16; Ezechiël 38:19,20;Zacharia 14:4,5; Openbaring 16: 18). Over het vuur zegt Jesaja dat de bewoners van de aarde door een gloed verteerd zullen worden (24:6). Petrus heeft deze woorden kennelijk in gedachte in zijn waarschuwing voor onheil in de laatste tijd. De wereld die Noach kende werd "verzwolgen door het water" terwijl de wereld van deze tijd "ten vure bewaard" is (2 Petrus 3:6,7). Bovendien horen we de herhaling van Jesaja's woorden: "want de HERE heeft dit woord gesproken" (24:3) in de wijze waarop Petrus zijn lezers verzekert van de vervulling van zijn waarschuwing: "De tegenwoordige hemelen en de aarde [bekende beeldspraak voor de maatschappij] zijn door hetzelfde woord als een schat weg­gelegd, ten vure bewaard" (2 Petrus 3:7).

 

 

Een wereld van geweld

Er moet een goede verklaring zijn voor het sombere feit dat God, die barmhartig en genadig is, zijn schepping op deze droevige wijze zou aantasten. Jesaja geeft de oorzaak hiervan in een ernstige aanklacht die speciaal op de wereld van de eindtijd van toepassing is: "Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzettingen ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar be­woners boeten" (24:5,6).

De wet van Mozes leerde het volk niet schuldig te zijn aan bloedvergieting maar het menselijk leven te respecte­ren: "Gij zult niet doodslaan." Gods heilige land mocht niet bezoedeld worden met bloed. "Zo zult gij het land waarin gij woont, niet ontwijden, want bloed, dàt ontwijdt het land, en voor het land kan ten aanzien van het bloed dat daarin vergoten is, geen verzoening worden gedaan dan door het bloed van degene, die het vergoten heeft" (Numerieken 35:33).

Maar dit geldt niet alleen voor Israël en zijn heilige land maar ook voor de gehele aarde die God geschapen heeft. De profeet maakt melding van wetten en inzettingen en van Gods eeuwig verbond dat de wereld verbroken heeft. Ook de verklaring van deze woorden is te vinden in het verslag van de zondvloed in het boek Genesis. Daar wordt de oorzaak van de zondvloed aangegeven met de woorden: "De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij" (Genesis 6: 11). Dit moordgeweld zal dan de verklaring zijn van Gods verbond met Noach direct na de zondvloed: "En waarlijk, Ik zal uw eigen bloed eisen; van de mensen onderling zal Ik het leven des mensen eisen. Wie des mensen bloed ver­giet, diens bloed zal door de mens ver­goten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt" (Genesis 9:5,6).

Dit strenge gebod van bloedvergieting ligt dus ten grondslag aan Gods verbond met Noach, dat zowel hier (Genesis 9:16) als in Jesaja's profetie van toekomend gericht vermeld wordt (Jesaja 24:5).

Naast het voortdurend in beslag genomen worden door materialistische zaken, geldt Gods tweede klacht tegen de wereld waarover Jesaja sprak, het afslachten van mensen. Twee wereldoorlogen hebben grote bloedvlekken gebracht op het weefsel van de twintigste eeuw, die geen bleker kan witrnaken. Als gevolg van die titanische oorlogen en de uitvindingen die daaruit zijn voortgekomen, zijn er nu overal in de wereld helse landmijnen, tijdbommen en projectielen waarmee terroristen afschuwelijke moorddaden verrichten.

'Ziet toe op uzelf'

Jezus gebruikte verscheidene illustraties om zijn discipelen goed te leren besef­fen dat zijn komst plotseling en onverwachts zou geschieden. Hij vergeleek deze met de wijze waarop een dief in die tijd ineens het huis binnenviel om zo snel mogelijk te pakken wat gepakt kon worden. Dat was ook de les in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Midden in de nacht, wanneer niemand het verwacht, zou het geroep plotseling klinken: "Dé bruidegom, Zie, gaat uit hem tegemoet!"

Boekkennis, zelfs kennis van de Bijbel, hoe grondig ook, is onvoldoende om ons een schokkende verrassing te sparen. Nauwkeurig onderzoek van de vele profetieën die wij ter beschikking hebben is niet in staat ons de dag of het uur van Christus' terugkomst te laten weten. De vele mislukte pogingen om de dag vast te stellen hadden ons moe­ten waarschuwen voor een herhaling hiervan.

Wat wel mogelijk is, is te leren in zo'n innige verbondenheid met Christus te leven dat zijn plotselinge komst, hoe ontzaglijk ook, aanleiding zal geven tot grote vreugde. Vreugde dat recht en gerechtigheid overal op aarde gevestigd zullen worden. Vreugde dat Gods trouwe kinderen eindelijk dat nieuw, onsterfelijk en onvergankelijk lichaam ontvangen dat· hun van oudsher toegezegd is. Vreugde ook voor onszelf in het besef dat de strijd, aanvechtingen, teleurstellingen en verzoekingen die wij in ons leven in de zwakheid van een aards lichaam hebben gekend, met het áflopen van onze proeftijd voor altoos voorbij is.

Dank zij de nauwe gemeenschap met de verhoogde Here die wij hebben leren kennen, zullen we dan in staat zijn op het bericht van Christus' komst te reageren op de wijze waarover Jesaja spreekt in deze leerzame profetie van Gods gericht over de aarde. "Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft" (Jesaja 25:9). _

 

Met de Bijbel in de hand

De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

De Knecht des Heren
2. GODS ZWAARD EN PIJL (Jesaja 49: 1-13)
DE eerste in deze reeks profetieën aangaande de Knecht des Heren was begonnen met Gods introductie van Hem: "Zie, mijn knecht!" In de inleiding op deze tweede profetie treedt de Knecht zelf op om de hele wereld toe te spreken. Reeds na de proloog had God de heidenwereld toegesproken: "Hoort Mij zwijgend aan, gij kust­landen" (Jesaja 41: 1). Dat doet nu ook zijn Knecht. 


De Knecht richt Zich tot alle aardbewoners om zijn bijzondere roeping bekend te maken. Zelfs vóór zijn ge­boorte is Hem een bijzondere opdracht voorbeschikt. "De Here heeft mij geroepen van moeders lijf aan, van de schoot mijner moeder aan heeft Hij mijn naam vermeld" (v. 1). Enige tijd later zou God tegen de profeet Jeremia zeggen: "Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld" (Jeremia. 1:5). Paulus heeft ditzelfde gezegd met betrekking tot zijn apostelschap: "Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft" (Galaten 1: 15). Dit geldt bij uitnemendheid ook voor de Knecht, want voor zijn geboorte heeft God Jozef en Maria verteld dat zij een zoon zou baren: "en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden" (Mattheus 1:21). 


Toen God beloofde profeten onder zijn volk Israël te doen opstaan zei Hij:
"Ik zal mijn woorden in zijn mond leg­gen, en hij zal alles zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium. 18: 18). Deze woorden zijn vooral van toepassing op Gods Knecht: zijn mond zal zijn als een scherp zwaard of een puntige pijl, doeltreffende wapens in zijn geestelijke uitrusting. De vier evangelisten laten ons de vervulling van deze profetie zien. Jezus treedt in de synagogen op met de woorden van Jesaja's laatste Knechtprofetie: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen" (Jesaja 61: I). Hij spreekt zoals dat Hem door de Vader is ingegeven: "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannes 12:49-50).
De taak van de Knecht
Uit het gevolg blijkt dat God zijn Knecht geroepen heeft om zijn afvallige volk Israël tot bekering te roepen en te herstellen. In zijn stem klinkt de posi­tieve verwachting van bijvoorbeeld Zacharias in zijn lofzang, als hij zich verheugt over de geboorte van zijn zoon, die de weg van de Messias zal voorbereiden: "dat de Here ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen" (Lucas 1:74­75). Mattheüs ziet hierin de vervulling van de profetische woorden: "het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan" (Mattheus 4: 16).
De Knecht teleurgesteld
Jesaja voorziet dat de profetische arbeid van de Knecht toch op een mis­lukking zal uitlopen, en aan de hand van de vier evangeliën kunnen we de vervuiling ook van deze woorden nagaan. Enige tijd na zijn verschijning in Galilea met vele wonderen van genezing en ongekende prediking verwijt Jezus zijn volk zijn gebrek aan belangstelling in zijn boodschap en hun matte reactie op zijn oproep: "Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." De roep van teleurstelling: "Ik heb mij afgemat voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt", geeft lang van tevoren het verdriet van Jezus aan, dat op de laatste week van zijn aardse leven zijn dieptepunt bereikte. "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Mattheus 23:37).
Vele voormalige discipelen hadden al eerder aanstoot genomen en Hem de rug toegekeerd (Johannes 6:66). Hij was weggelopen toen het volk, vol enthousiasme na de spijziging van vijfduizend, Hem met geweld koning wilde maken. In de hof van Gethsemane liet zelfs de innerlijke kring discipelen Hem in de steek. Jezus had afscheid van hen in de bovenzaal genomen met de slotwoorden: "Zie, de ure komt en is gekomen, dat gij verstrooid wordt, een ieder naar het zijne en Mij alleen laat. En toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij" (Johannes 16:32).
In plaats van Israël te hebben hersteld, heeft Jezus de verwoesting van de stad en de tempel voorzegd en hoe de joden als gevangenen onder alle heidenen weggevoerd zouden worden. Gelet op zijn zeer belovend optreden onder zijn volk had geen mens zijn offerdood kunnen voorzien. Toch heeft God dit zevenhonderd jaar ervoor door Jesaja geopenbaard.
Een voorspoedige zending
God had tegen zijn Knecht gezegd dat Hij Zich door Hem zou verheerlijken. En als God opnieuw tot Hem spreekt blijkt dat Hij in zijn zending, ondanks zijn verwerping door zijn volk, toch zal slagen. "Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen: 
Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde" (v.6). Paulus past deze woorden in eerste instantie toe op de verkondiging, na Christus' opstanding en verhoging, van het evangelie overal ter wereld. In de verbreiding van zijn gemeente overal in de toenmalige wereld bleek hoe het scherpe zwaard en de puntige pijl inderdaad effectief waren om menselijke weerstand te overwinnen. Velen hebben de waarheid van de woorden van de brief aan de Hebreeën uit eigen ervaring gekend: "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" (Hebreeën. 4: 12). 

Maar de woorden zullen hun volledige vervulling hebben bij Christus' wederkomst, wanneer Hij de Koning over allen zal zijn, wanneer in plaats van een krachtig beroep op zijn volk te doen Hij de vonnissen van een Rechter Koning over allen zal uitspreken. "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15). Het gevolg zal zijn dat de huidige regeerders in de wereld hun macht zullen afstaan en onderdanen worden in Christus' Koninkrijk. "Koningen zullen dit zien en opstaan; vorsten en zich nederbuigen, ter wille van de Here, die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft" (v. 7).
Vrijlating van de gevangenen
De eerste Knechtprofetie had gezegd dat de Here zijn Knecht tot een verbond zou stellen en ook door Hem vrijlating van de gevangenen zou bewerkstelligen. De beide beloften zijn hier herhaald, maar de woorden: "om gevangenen uit de kerker te leiden" krijgen hier ruimere aandacht. De gevangenen verkwijnen in een ander land en moeten teruggebracht worden door de woestijn naar hun land. "Om tot de gevangenen te zeggen: Gaat uit! tot hen die in de duisternis zijn: Komt te voorschijn! Aan de wegen zullen zij weiden, op alle kale heuvels zal hun weide zijn; zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen afvoeren aan waterbronnen" (v.9-1 0). 

Op twee andere plaatsen in deze profetie van Jesaja, waar de Knecht niet wordt genoemd, wordt een beroep op het volk gedaan, uit Babel te vertrekken: "Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan" (Jesaja 52: I 1-12; 48:20-21). Paulus past deze woorden toe op de pelgrimsreis van gelovigen in Christus, die de boze samenleving in de wereld achter zich laten (2 Corintiërs 6: 17). Een dergelijk beroep komt in het boek Openbaring voor waar, evenals in Jesaja, Babel genoemd wordt - nu echter met betrekking tot de rijke samenleving in de eindtijd: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openbaring 18:4). 

In overeenstemming met deze toepassing van Jesaja's woorden op het nieuwe Israël is het citaat van de woorden van Jesaja's tweede Knechtprofetie in het boek Openbaring. Een engel vertelt Johannes dat de grote schare die hij ziet, gekomen is "uit de grote verdrukking", d.w.z. Babel beschouwd als de plaats van slavernij en verdrukking. Bevrijding hieruit hebben zij meegemaakt door hun gewaden te hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens (Openbaring 7: 16, 17) •



Met de Bijbel in de hand

++

Vindt ook

Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed


De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Ook behoort gij Uzelf niet toe, want gij werd met een prijs gekocht